Liederen op tekst van Giovanni Boccaccio (2017-19)

De dichter

In Napels ontmoette hij zijn mythische liefde Fiammetta, die zijn hele literaire oeuvre zou domineren. Overigens blijft de ware identiteit van Fiammetta in nevelen gehuld. Hier in Napels schreef hij zijn eerste grote werken.

Omstreeks 1340 werd hij teruggeroepen naar Florence, waarna een leven met tegenslag en soms armoede volgde. Later werd hij door de burgers van Florence benoemd in verschillende politieke en diplomatieke functies.

Hij ontwikkelde zich tot de wellicht bekendste dichter van de 14e eeuw. Hij bereidde samen met Petrarca, wiens werk hij in Napels al leerde kennen,  de weg voor de Renaissance en het humanisme. Zijn bekenste werk is de Decamerone.


Zijn werk

Reeds in Napels schreef hij verschillende verhalen, zoals La caccia di DianaIl Filocolo (1336, De Liefde geteisterd) en Il Filostrato (1338, De Liefde verslagen).

Boccaccio trachtte de tot dan toe gebruikelijke thema’s van ridderlijkheid en liefde in de latijnse dichtkunst te verrijken met ervaringen in het werkelijke leven en te daarmee de dichtkunst een plaats te geven in de italiaanse taal. Zijn ontwerp van de ottava rima werd overgenomen door minstrelen en veroverde daarmee een belangrijke plaats in de italiaanse literatuur.

In Florence schreef hij zijn belangrijkste grote werken, zoals Il ninfale d’Ameto (1342-43, Ameto’s verhalen van de nimfen), Elegia di Madonna Fiammetta (1343-44) en Il ninfale Fiesolino (1344-45, Het verhaal van Fisolono’s nimfen). En natuurlijk zijn bekendste meesterwerk Decamerone, dat hij in de jaren 1348-53 schreef.

Naast deze verhalende dichtwerken schreef hij ook een aantal ballades.


Media

L’udir talvolta
Ma come potre’
Non so quale
Dormendo un giorno
L’oscure fami

Liederen

Hieronder treft u een korte beschrijving aan, alsmede de tekst en de vertaling van de hand van Willy van Ophem.


L’udir talvolta nominare il loco

Dit gedicht komt uit het werk Il Filostrato (1335-1340), sectie 6 vers 67. De versie van L’udir talvolta is ontleend aan de uitgave: Letteratura italiana Einaudi, Edizione di riferimento: Filostrato , a cura di Vittore Branca, in Tutte le opere , a cura di V. Branca, vol. II, Mondadori, Milano 1964.

Het vertelt het verhaal van de liefde van Troilus en Criseida. In dit gedicht zijn de geliefden niet bij elkaar. Troilus beschrijft het visioen als hij de plaats hoort noemen waar Criseida woont of iemand die daarvandaan komt. Zich daarin te verplaatsen doet het vuur oplaaien.

    L’udir talvolta nominare il loco 
dove dimori, o talvolta vedere 
chi di là venga, mi raccende il foco 
nel cor mancato per troppo dolere,
     e par ch’io senta alcun nascoso gioco 
nell’anima legata dal piacere, 
e meco dico: “Quindi venissi io 
onde quel viene, o dolce mio disio!”
    Om soms de plaats te horen noemen
waar je woont, soms iemand te zien
wie daar vandaan komt, doet het vuur oplaaien
in het door te veel verdriet gebroken hart,
    (en) het lijkt een verborgen spel
van de geest die geconditioneerd is tot behagen,
en ik zeg tot mijzelf: “Ik kwam dus
vanwaar hij komt, o mijn zoet verlangen!”

Ma come potre’ io mai sofferire

Dit gedicht komt uit Ninfale Fiesolano (1366). De versie van Ma come potre’ is ontleend aan de uitgave: Tutte le opere, Amorosa visione; Ninfale fiesolano; Vita di Dante – Giovanni Boccaccio, a cura di Armando Balduino e Vittore Branca, A. Mondadori, Milano 1974.

Het vertelt het verhaal over de nimfen van Fiesole.

    Ma come potre’ io mai sofferire
di partirmi da te, che t’amo tanto,
che sanza te mi par ognor morire?
Essendo teco, non so giammai quanto
    più ben mi possa aver, né più disire;
ma sallo bene Amor, in quanto pianto
istà la vita mia, la notte e ‘l giorno,
mentre non veggio questo viso adorno. 
   Maar hoe kan ik ooit verduren
om te scheiden van jou van wie ik zoveel houd,
dat zonder jou ik voortdurend lijk te sterven?
Bij jou zijn: ik weet niet goed wat ik
    liever zou hebben, of meer zou wensen.
Naar mij stijgt de Liefde op in veelvuldig geween
domineert mijn leven nacht en dag,
terwijl ik niet zie dat versierde gezicht. 

Non so qual io mi voglia

Naast verhalende werken heeft Boccaccio ook een aantal ballades (mogelijk 22) en madrigalen geschreven. Hieronder volgt de tekst en vertaling van de ballades, die ik op muziek heb gezet. (Bron: Rime scelte di poeti del secolo XIV (1862))

    Non so qual io mi voglia,
O viver o morir, per minor doglia 
Morir vorrei, che ‘l viver m’é gravoso 
Veggendomi da voi esser lasciato; 
 
    E morir non vorrei, che trapassato 
Più non vedrei il bel viso amoroso;
Per cui io piango, invidioso 
Di chi l’ha fatto suo e me ne spoglia! 
    Ik weet niet wat ik wil,
Leven of sterven, om het leed te verminderen.
Ik zou  willen sterven, want het leven valt me zwaar
Mezelf zo te zien, verlaten door jou;
 
    Maar sterven wil ik niet, want na de dood 
Zou ik haar mooie geliefde gezicht  niet meer zien;
En daarom ween ik, jaloers
Om hem die haar tot de zijne heeft gemaakt en van mij heeft geroofd. 

In dit lied heb ik een 8-toons toonladder (octotonaal) gebruikt op G, A, Ais(Bes), C, Cis(Des), Dis(Es), E, Fis, G.
Daarmee een diffuse tonaliteit op g-klein, a-klein en A-groot, en Es-groot.
Hoewel er reine kwinten op A, C, Es en Fis mogelijk zijn, alsmede reine kwarten op E, G, Bes en Cis, heeft geen ervan een logische voorkeur boven de andere. Hierdoor blijft de tonaliteit, hoewel aanwezig, enigszins onbepaald.


Dormendo un giorno

    Dormendo un giorno, in sonno mi parea
Quasi pennato volar verso il cielo
Dietro all’orme di quella il cui bel velo
Cener è fatto et ella è fatta iddea.
Op een dag toen ik sliep,
leek het alsof ik veren had en naar de hemel vloog
Achter degene aan wiens sluier gemaakt is van as, 
zij is nu een godin.
     Quivi sì vaga e lieta la vedea,
Ch’arder mi parve di più caldo zelo
Ch’io non solea e dileguarsi il gelo
Ch’in pianto doloroso mi tenea.
Ik zag haar daar vrolijk ronddwalen,
En het leek of ze brandde van hartstocht,
het deed de ijzig kou smelten
die mijn smartelijke tranen bevroor.
     E, guardando, l’angelica figura
La man distese, come se volesse
Prender la mia; et io mi risvegliai.
En terwijl ik keek stak de engelachtige gedaante haar hand uit
alsof ze de mijne wilde pakken;
maar ik werd wakker.
    Oh quanta la mia fu disavventura!
Poichè, se ella allor preso m’avesse,
E sì qua giù non ritornava mai.
Oh, hoe groot was mijn ellende!
Want als zij mij toen had vastgepakt,
was ik hier nooit meer teruggekeerd.

L’oscure fami

     L’oscure fami e i pelaghi tirreni
E’ pigri stagni e li fiumi correnti,
Mille coltella e gl’incendi cocenti
Le travi e’ lacci e infiniti veneni,
    Duistere behoeften en grondeloze wateren
Apathische vijvers en stromende rivieren,
Duizenden messen en verschroeiende branden
Steunbalken en stroppen en oneindig venijn,
     L’orribil rupi e massi e boschi pieni
Di crude fere e di malvagie genti,
Vegnon chiamate da sospir dolenti,
E mille modi da morire osceni.
    De gruwelijke klippen, rotsblokken en bossen 
vol wrede dieren en kwaadwillende mensen,  
Worden opgeroepen door treurige zuchten,
En duizenden manieren om monsterlijk te sterven.
     E par ciascun mi dica — Vienne, ch’io
Son per iscaprestarti in un momento
Da quel dolor nel quale Amor t’invischia.
    En het lijkt alsof alles me toeroept – Kom, 
zodat ik je een moment kan bevrijden 
van de pijn waarin Amor jou verstrikt.
     Ond’io a molti in contro col desìo
Tal’or mi fo, com’uom che n’ho talento;
Ma poi la vita trista non s’arrischia.
    Ik deed het, als een man die dit wenst;
Maar een treurig leven 
zet je echter niet op het spel.

Voor deze ballade heb ik een 8-toons toonladder gebruikt door aan de toonladder van E-groot de C toe te voegen.

Daarmee worden de toonladders van E-groot, cis-klein, A-groot en a-klein bereikbaar. Zie nevenstaande figuur.

Verminderd septiem akkoorden op A, C, Dis(Es) en Fis worden toonladder-eigen.


%d bloggers liken dit: